zaterdag 3 september 2016

Black Pete(r)

Het is belangrijk dat ik deze column nu schrijf en niet over een maand of 2, als de discussie dermate gepolariseerd is, dat van een discussie eigenlijk geen sprake meer mag zijn. Het is nu nog vroeg, en het staat iedereen nog vrij om eens van mening te wisselen zonder dat iemand er veel van merkt, behalve een vreemde blik van je partner wellicht.

Ik stel voor om geen discussie meer te voeren over of iets of iemand racistisch is (of een zeurpiet for that matter), maar over ideeën. Want ideeën kunnen veranderen. Dat is niet iets om je voor te schamen, ik ben ook van mening veranderd. Dat mag gewoon in Nederland. Ik zat eerst in het kamp dat vond dat commotie rondom onze zwarte kindervriend ‘gezeur’ was. Maar na me in de kwestie verdiept te hebben, kon ik weinig anders dan mijn mening bijstellen. Ik vind zelf nu zwarte piet nogal racistisch. Maar dat maakt mij met terugwerkende kracht nog geen racist.

Racisten bestaan niet, evenmin als buitenlanders, om technisch gezien buitenlander te zijn moet je je namelijk buiten de dampkring begeven. Wat wel bestaat zijn veel mensen met racistische aannames en ideeën. Veel van die aannames kun je weinig aan doen, dat bleek maar weer uit een recente studie die ik met collega’s heb uitgevoerd. Bij lieve jonge psychologiestudentjes vonden we in de hersenen binnen een paar honderd milliseconden al andere verwerking van kindergezichtjes met een andere etnische achtergrond. Dat we onbewust onderscheid maken op basis van huidskleur is een gegeven, hoe we daarmee omgaan een uitdaging.

Ik probeer het zo simpel mogelijk te maken… Beeld je eens in dat jij of je zoon of dochter over 30 jaar bij de intocht van Sinterklaas staat met een kleuter aan je zijde. Hoe Piet er bij loopt weten we niet, maar moet je bij dit gedachte-experiment zelf even inkleuren (of niet dus). Wat we wel weten is dat de kleuter met grote gretige oogjes zijn handjes ophoudt voor een greep suikervrije biologische fairtrade-noten (we zijn 30 jaar verder mensen). We kunnen er vooralsnog vanuit gaan dat de kleuter het sociologisch-maatschappelijke probleem van de hoeveelheid schmink van de beste man/vrouw niet al te veel bezig houdt.  

De vraag is nu: wie ben jij op dat moment? Een opa, oma, vader of moeder die van mening was dat het kwetsen van een gehele bevolkingsgroep zwaarder weegt dan het feit dat een vrijwilliger in een clownspak één dag in het jaar schmink op zijn gezicht heeft?

Of ben je misschien liever iemand die zich trots voelt omdat hij of zij 30 jaar geleden zich hard heeft gemaakt om zijn cultuur te verdedigen? Als je voor deze tweede kiest, ben je wel aan jezelf verplicht de vraag te beantwoorden wat die cultuur precies voorstelt, wanneer deze verdedigd moet worden tegen één potje schmink minder op een gure decemberdag.

Welk voorbeeld wil je zijn voor de kleuter die naast je staat?


Het is een afweging die je op dit deel van de wereld zelf mag maken gelukkig, en misschien helpt het bij deze afweging de Piet van over 30 jaar eens even diep in de ogen te kijken (spoileralert, foto is bijgevoegd).


zondag 15 mei 2016

De enige man met toekomst

Onlangs was er wat reuring in wetenschapsland. Een studie, gepubliceerd in een gerenommeerd tijdschrift zou aantonen dat onderzoekssubsidies in Nederland niet helemaal eerlijk over beide seksen verdeeld worden. Volgens deze studie zouden mannen bij vergelijkbare kwaliteit een paar procent meer subsidies toegewezen hebben gekregen dan vrouwen. En dan is het hommeles natuurlijk: “Het subsidie-systeem deugt niet!”, “commissies bestaan voornamelijk uit mannen”, “discriminatie”, “vrouwen benadeeld in competitie-cultuur!”, “glazen plafond!”, “moord en brand”, etc.

Dat men zich hier druk om maakt is terecht, maar wel om een andere reden dan bovengenoemde. Je moet je afvragen waarom mannen binnen een systeem wat volledig op hen afgestemd is, en voornamelijk uit medemannen bestaat, maar een paar procent voordeel hebben bij het uitdelen van het geld? De top van de wetenschap is voornamelijk een mannenwereld, gericht op status, onbegrensde ambitie, en concurrentie. Hoe kan dat vrouwen überhaupt subsidies te pakken krijgen? Dat is gewoonweg gênant. Het is symptomatisch, de man heeft een probleem. De vrouwen zijn in aantocht, maak je mannen-borst maar nat. Dit is slechts het begin.

Binnenkort hebben we waarschijnlijk een vrouwelijke president in het witte huis en afgelopen week bleek dat vrouwelijke parttimers meer verdienen dan mannelijke parttimers. Het gaat voor mannen de verkeerde kant op. Het was een gouden vondst van ons kerels om zo een glazen plafonnetje te installeren, maar we hadden natuurlijk niet verwacht dat vrouwen op een gegeven moment van ons uitzicht zouden komen genieten. En erger nog, ons uit zouden kopen daarboven. We hebben momenteel 17% vrouwelijke hoogleraren. Dat is een stijging van een paar honderd procent in 100 jaar! En dat terwijl we door mannen geen zwangerschapsverlof te geven toch nog een hoop vrouwencarrières kunnen remmen. Het gaat de verkeerde kant op. En de nieuwe vrouwelijke elite wordt klaargestoomd, universiteiten barsten uit hun voegen van de dames, die het ook nog eens een stuk beter doen op de uni dan de langs de zijlijn mee sukkelende mannen.

‘De man’ heeft een enorm probleem, zoals terecht aangekaart door iemand als Maxime Hartman. Maar de oplossing die ze aandragen is volkomen kansloos. Herwaardering van traditionele stoere ruige man pleiten ze voor. Dat gaat em niet worden, daar zit geen vrouw op te wachten. Wat gaan al die stoere ruige mannen dan doen? Houthakken voor je energie neutrale woning? Lappen vlees braden voor je vegetarische vriendin? Forget it, over 50 jaar runnen vrouwen de toko, die hebben ons nergens meer voor nodig; ze zijn hoger opgeleid, hebben een klimaat neutrale circulaire economie bedacht, vrouwenhandel afgeschaft en vinden oorlog inefficiënt en zonde van het geld… daar sta je met je stoere gedrag en je vishengel. Maar mannen zijn toch nog altijd beter vertegenwoordigd in natuur- en techniek studies? Dat is wellicht waar, maar natuurkunde wordt door vrouwen nagenoeg wegbezuinigd zodra ze de kans krijgen. Ben je ooit iemand tegengekomen met eierstokken die het nut inziet van zwaartekrachtgolven? En dat vrouwen minder participeren in technische banen is over wanneer ze er achter komen dat het helemaal niet zo moeilijk is als mannen al die jaren hebben beweerd.  

Het enige wat we eventueel nog in te brengen hebben is zaad. In dat geval is de diepzee-hengelvis het mannelijk toekomstbeeld. Deze mannetjes, die zo’n 4 kilometer onder de zeespiegel rondzwemmen, zijn een stuk kleiner dan de vrouwtjes. Als ze volwassen zijn, en ze komen een dame tegen, dan bijten ze zich direct aan haar vast. Vervolgens groeien ze vast aan het vrouwtje en verworden langzaam tot een sperma-producerend wormvormig aanhangsel. Romantisch, maar ik ben bang dat zelfs dit toekomstvisioen van de man te rooskleurig is. Met het zaad van mannen wat momenteel nog in vrieskisten ligt kunnen vrouwen nog millennia voort. Daarbij vinden ze ons zaad waarschijnlijk inferieur en hebben vrouwelijke biochemici in no-time vrouwensperma gebouwd.

Als wij als mannen een toekomst willen hebben, zullen we onszelf nuttig moeten maken op een ander vlak, en onszelf opnieuw moeten uitvinden. Ons voorbeeld is niet ver weg. Kijk naar hoe die vrouw zich al die jaren heeft weten te handhaven. De enige man met toekomst is een huisman. Een vader. Want alleen een vader die voor de kinderen zorgt terwijl moeder de vrouw carrière maakt zal gedoogd worden in de toekomst.


Ze zijn er nog zat, die mannen die zichzelf te stoer vinden voor vieze luiers en draagzakken, en te belangrijk voor ouderavonden, dansen met een kleuter of een bezoek aan een consultatiebureau. Ze moeten het zelf weten, maar geloof me, een man wars van poepluiers is spoedig een uitgestorven man.


zondag 14 februari 2016

De moeder aller zware banen

Een poosje terug was het weer raak. Ons gezin had een griepvirus te pakken, niet allemaal tegelijk, maar meer als dominosteentjes. De natuur is slim, en onverbiddelijk. Er moet er altijd eentje zijn om de rest in leven te houden. Ik was deze keer het eerst aan de beurt, en eenmaal over het dieptepunt van de griep heen, kon ik aan de slag om de rest er door te slepen. En zoals fysieke en mentale dieptepunten wel vaker tot nieuwe inzichten kunnen leiden, daalde er dit maal een besef in. Met een hoofd als een zak zand, strompelde ik de trap af met in mijn handen een emmertje waarvan aan de kleur niet te zien was uit welke lichaamsopening het was gekomen. Evenmin was het aan de geur te onderscheiden. Voorzichtig manoeuvrerend en het speelgoed op de trap ontwijkend (de ernst van de gevolgen was niet te overzien!), viel ineens het kwartje. In tegenstelling tot wat ik altijd had beweerd tegenover kinderloze stellen die dat nog even wilden blijven, is het ouderschap wel degelijk zwaar en moeilijk op zijn tijd. In de relaxte periode met een schattig baby’tje en altijd iemand met de handen vrij, had ik het allemaal nog een ontspannen walhalla gevonden. Maar die tijd is voorbij, met nu twee ontzettend leuke handenbinders/sloopkogeltjes die je geen seconde rust gunnen (deze column wordt in 84 fragmenten getypt).

Los van alles zijn kinderen het mooiste wat je kan overkomen, een leven zonder kan ik me niet meer voorstellen. Alleen soms is het met kinderen ook knetterhard werken, maar omdat het zo geleidelijk gaat, durfde ik dat aan mezelf gedurende de toenemende drukte nooit toe te geven. Maar nu kan ik er niet meer omheen. En dan doe ik het niet eens alleen! Alleenstaande vaders en moeders, daar zouden ze eens een standbeeld voor moeten oprichten. Aan de andere kant, het is niet alsof ze ooit tijd hebben om ernaar te gaan kijken. Voor de alleenstaande moeders heb ik nog het meest respect, de vaders kunnen wellicht nog op medelijden van de buitenwereld rekenen, een moeder hoeft daar doorgaans niet op te rekenen. Voor het moederschap heeft de natuur ze uitgerust. Dat ouders in de geschiedenis van de mensheid nog nooit zoveel alleen moesten doen als vandaag de dag, wordt gemakshalve even aan voorbij gegaan. En hoe zwaar je baan ook is, werkende ouders weten stiekem wel beter. Opgelucht zitten we maandagochtend aan ons bureau, om in alle rust met onze collega’s te kunnen praten over de werkdruk. En houden we die werkdruk niet vol, dan kunnen we ons altijd nog ziek melden. Terwijl ik de afdeling HR van het ouderschap nog nooit heb kunnen vinden.

Volgens mij is het zelden zo lastig geweest om ouder te zijn als ooit tevoren. Waar het vroeger eveneens zwaar was, kon je naar mijn idee minder verkeerd doen als ouder dan tegenwoordig. Je kon je kinderen een mep verkopen wanneer je je geduld verloor, je kon ze kostmisselijk roken op de achterbank van de auto waar meer smog binnen was dan in Peking buiten, en je kon ze volproppen met suiker tot ze ranja piesten. Die tijd is voorbij, via facebook, blogs, nieuwssites, opvoedprogramma’s, schoolpleinmoeders, consultatiebureaus, en reclamecampagnes wordt je duidelijk gemaakt wat je te doen staat. Time-in, triple P, de Gordon-methode, cake zonder suiker, borstvoeding tot aan de basisschool, lunchtrommels met meer vitaminen dan letters van het alfabet, etc. Je wordt als ouder gek gemaakt met wat je kind nodig heeft. En de pest is, meestal hebben ze nog gelijk ook. We weten inmiddels aardig goed wat ‘het beste’ is voor je kind, alleen weten we nog niet hoe we dat allemaal voor elkaar krijgen. Hoe goed bedoeld ook, alle adviezen kunnen ook een hoop schuldgevoel en onmacht teweeg brengen bij de vaders en moeders die hun best doen maar die het niet altijd lukt.  

Een beetje perspectief helpt altijd. Een paar decennia geleden was het nog common practice dat, met verschrikkelijke gevolgen, kinderen in ziekenhuizen maanden van hun ouders gescheiden werden op advies van de artsen. In de jaren tachtig werden kinderen na de bevalling nog uit de buurt van de moeder gehouden vanwege hygiëne, en werden kinderen van fysieke mishandeling nog ‘weerbaar’. We zijn een eind gekomen de afgelopen jaren, maar er is zeker nog winst te behalen. En toch, met een flinke dosis liefde en goede bedoelingen komt het met de meeste kinderen echt wel goed. Lieve ouders, jullie doen je best, en ‘je best’ is soms goed genoeg. En mijn advies aan allen, met dank aan Brigitte Kaandorp, mocht je een zwoegende moeder of vader zien lopen, steek dan gewoon even je duim op.