zondag 15 november 2015

Suikermuis

Vrijdagochtend, plaatselijke bibliotheek. Terwijl ik mijn fiets neerzet en een snotterig kleutertje uit het zitje hijs, valt mijn oog op een onbemande scootmobiel aan de overkant van de straat. Het is zo een driewieler, doorgaans bemand door bejaarden met een blik op oneindig en een snelheid net te hoog voor het reactievermogen. Niets bijzonders, maar bij dit exemplaar is er op provisorische wijze een kinderzitje achterop gebouwd. ‘Voor een kleinkind?’ vraag ik mij nog even af, als ik een obese vrouw aan zie komen lopen met de tred van een stuk aangeschoten wild. Keuvelend met mijn kleuter over waar de sneeuw blijft ondanks dat de bomen nu toch echt kaal zijn, zie ik de vrouw, aangekomen bij haar karretje, met verbeten hoofd in een plastic zakje aan het stuur graaien. Als waren het juwelen uit een brandend huis, propt de vrouw haar zakken vol met de inhoud van het zakje. In haar enthousiasme ontglipt haar een deel van de lading, ik zie twee suikermuizen glimmend op de de straat stuiteren. Zichtbaar geïrriteerd over de moeite die het kost de muizen op te rapen bukt de vrouw voorover, terwijl ik en mijn kleuter de bibliotheek in gaan. Na de rituele ruzie met het elektronische inleverapparaat begeven we ons naar de kinderafdeling, waar de vrouw van zojuist inmiddels ook is aangekomen. Ze zijgt neer in de troonachtige fauteuil die dienst doet als voorleesstoel. Vanuit het perspectief van een er vlak voor gezeten kleuter moet die stoel normaliter het aangezicht bieden van een majestueuze roze zetel uit een feeënrijk, maar nu kan ik er niets anders in zien dan een te krappe campingstoel van Barbie. Terwijl ik mijn rug pijnig om voorovergebogen bakken met prentenboeken door te schuimen, begint de vrouw in haar campingstoel haar schat te verorberen. Muisje na muisje moet er aan geloven. Tussendoor converseert ze op luide toon met een schriel meisje waarvan het hoofd versierd is met felgekleurde vlechtjes. Het meisje blijkt haar dochtertje te zijn. Dat verklaart in ieder geval het kinderzitje op de scootmobiel.

Mijn kinderen brengen de rest van de dag door in blijde verwachting van de Sint, die de dag daarna zal arriveren in het lokale pittoreske binnenhaventje. Ik tracht mee te doen in de feestvreugde en wurm me krampachtig langs de campingspullen in de berging om de pietenmutsjes en Sinterklaasboeken tevoorschijn te toveren. Maar toch, het beeld van de suikermuis-vretende obese vrouw in de op eens te klein geworden roze stoel laat me niet meer los. Op willekeurige momenten die dag zie ik haar ineens weer voor me… Gevolgd door een onbestemd gevoel in mijn maag.

Die avond zie ik op tv een programma over voor- en tegenstanders van zwarte piet. Een boze blanke man wijst naar iemand met een donkere huid, en zegt dat als het hem ‘niet bevalt hij maar maar terug naar zijn eigen land moet gaan’. Er volgt nog iets over ‘werk zoeken’ maar dat wordt behendig weggemonteerd. Ik vindt het een ongemakkelijke gedachte dat mensen die niet begrijpen dat ook Nederlanders een donkere huid kunnen hebben, wel meebeslissen over belastingstelsels en de toekomst van de EU. De zwarte piet-liefhebbers vinden het eng dat de wereld om hen heen soms verandert. Dat een geschminkte Afrikaanse man in een apenpakje cultureel erfgoed is ben ik met ze eens. Dat ze er trots op zijn kan ik niet begrijpen. Toch staat ook het wat belerende toontje van de moreel superieure tegenstanders me tegen.
Gelaten zet ik de tv uit en ga ik naar bed.


De volgende ochtend parkeer ik vroeger dan ik eigenlijk zou willen twee kindertjes voor de tv en haal de krant uit de brievenbus. Ik zie de beelden uit Parijs. Ik weet niet waarom, maar weer flitst het beeld van de vrouw graaiend in haar tasje door mijn hoofd. Te veel lelijkheid. Misselijk. Voor mij dit jaar geen suikermuizen.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten